Een gouden ketting II
C. Vermeulen
Met vijf grote woorden geeft Paulus antwoord op de vraag of ons geloof wel echt is en of wij zullen volharden tot het einde en zalig worden. U vindt ze in Romeinen 8:29,30: Wij zijn TEVOREN GEKEND, TEVOREN BESTEMD, GEROEPEN, GERECHTVAARDIGD, VERHEERLIJKT. Het zijn vijf schakels die ons vastklinken aan het eeuwige leven van God.
In het vorige nummer van Kerkewerk zijn we begonnen bij de derde schakel van de roeping, omdat iedere gelovige daarvan weet. Nu bewonderen we de eerste en de tweede schakel: de voorkennis van God en daaraan vast zit de schakel van de voorbestemming. De Schepper kende ons al voor wij geboren waren en Hij bepaalde ook tevoren het doel van ons leven. We komen dus heel wat over onszelf aan de weet.
Als je tijdens een wandeling drie maal gegroet wordt, heeft de ene groet meer waarde dan de andere. Het kan om een terloopse vriendelijkheid gaan, maar je kunt ook een stem horen die je echt blij maakt: je dag wordt er door verlicht. De waarde van de groet wordt dus bepaald door de spreker en de relatie die je met hem of haar hebt. Zo wordt de roeping pas echt belangrijk als je ontdekt WIE je roept! Het gaat niet om een toevallige groet. Je hoort de stem van Iemand die je kent, ja die heel vertrouwd met je is. De eeuwige God, je Schepper, roept je.
Vóór de profeet Jesaja geroepen werd, zag hij eerst WIE hem riep: Ik zag de Heere zitten op een hoge en verheven troon. (Jesaja 6:1)
De roeping komt van de troon! De stem klinkt met goddelijk gezag. Onafhankelijk en onweerstaanbaar. Als Jesaja een uurtje later gekomen was en zijn buurman was in zijn plaats in de tempel geweest, zou de Heere dan zijn buurman geroepen hebben? Is de Allerhoogste misschien op zijn troon gaan zitten met de gedachte: Ik zal eens zien wie Mij ontdekt? Denkt u dat God zo lukraak werkt? Natuurlijk niet! De Allerhoogste volbrengt in alles Zijn raadsbesluit.
In dat goddelijk troonrecht van de roeping deelt ook de Zoon:
Jezus klom op de berg en Hij riep tot zich, die Hij wilde;
en zij kwamen tot Hem. (Markus 3:13)
In dat werk van de roeping deelt ook de Heilige Geest, want Hij opent de harten en schenkt het geloof. Zo zegt de Drieënige God tegen iedere geroepen gelovige:
Ik heb je tevoren gekend….
Ik dacht al aan je toen jouw hersenen nog gevormd moesten worden…Ik hield al van je toen jouw hart nog niet begonnen was met kloppen. Ik ben de Eerste en de Laatste – ook voor jou. Het tevoren kennen is dus meer dan een filosofische uitspraak over Gods wezen. De voorkennis is geen neutrale alwetendheid, het is kennis die verbindt en je leven verandert.
Zoals een vrouw in haar zwangerschap al tevoren leeft met haar ongeboren kind: ze voelt het, ze kent het, ze heeft het lief, het is haar kind – ook al is het nog niet geboren, zo leeft God de Vader vanaf de grondlegging der wereld met de Gemeente rond de eerstgeboren Zoon. De gelovigen waren in zijn hart, al was er nog geen kerk gebouwd en geen lied gezongen. God had de uitverkorenen lief voor zij ter wereld kwamen. Zij zijn de erfgenamen van Zijn koninkrijk.
De tweede schakel van de gouden ketting voegt iets toe aan de eerste: de voorkennis wordt nu nader ingevuld door de voorbestemming. De tweede schakel bindt ons aan Christus. Dit betekent ook dat Jezus in eeuwigheid met Zijn gemeente leeft. Hij gaf zichzelf als offerlam voor de zonden van de wereld vóór de geboorte van de eerste zondaar. Hij was het Hoofd van de gemeente en de goede Herder van zijn kudde vóór er mensen op aarde leefden.
Wat betekent dit voor ons? Ons leven wordt rijker als wij ons bewust worden van dit bestemmingsplan van God. Op ons rust de bestemming om bij Jezus te horen, een nieuwe mens te zijn en Zijn beeld te dragen. Wij worden verhinderd om een levensfilosofie op te bouwen, waarin God geen plaats heeft en Zijn stem niet wordt gehoord. In de voorbestemming krijgen we antwoord op de vraag naar de zin van ons leven.
Wij zijn bestemd om aan het beeld van Gods Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders en zusters…
Petrus vermaant ons om die roeping en verkiezing vast te maken (2 Petrus 1:10). Je kunt je roeping verwaarlozen en de Heilige Geest bedroeven. Je kunt de dingen van God wegduwen uit je leven. Er was een wonder nodig om ons christen te maken, er is een wonder nodig om christen te blijven: het wonder van de Heilige Geest. En dan ook het wonder van het levende Woord en het wonder van de gemeenschap der heiligen, de kerk van Christus. Dat betekent dat we moeten blijven bij wat ons geleerd en toevertrouwd is. We hebben Gods stem toch gehoord? We zijn toch geroepen? Misschien die ene keer in het bijzonder, maar ook telkens opnieuw. Zo is Jezus door de eeuwen heen de Eerstgeborene onder vele broeders en zusters! Wat een voorrecht om door onze verbondenheid met de eerstgeboren Zoon binnengebracht te zijn in het huisgezin van Abba Vader. Wij zijn kinderen van God, Sions kinderen.